Mijn apartheid, een mozaïek

Mijn apartheid, Lucinda Douglas

Medische apartheid. Ik hoor en lees er nu elke dag over. Toch is het niet die apartheid waar ik in opgroeide. Apartheid op basis van kleur met levensingrijpende gevolgen. Elke keer wanneer ik nu apartheid tegenkom in de media, flitst een mozaïek aan beelden van mijn leven tijdens apartheid langs mijn netvlies, mijn apartheid. Wat betekende apartheid eigenlijk voor mij?

Mijn apartheid

Ik ben vertrokken uit Zuid-Afrika in 1992. Toen verschenen barsten in het bolwerk apartheid maar de invloed was nog steeds heftig voelbaar. Sinds mijn 24e woon ik in Nederland en heb de fase van de opheffing en de verzoening niet meegemaakt. Soms denk ik daar nog over na. Wellicht hebben de mensen die dat toen bewust meemaakten het ‘Rainbow Nation-gevoel’. Maar nu, ik vraag me het af.

Als Kaapse kleurling zie ik nog wel scherp voor me hoe apartheid het dagelijkse leven kleurde. En als we het over kleur hebben, moet je allereerst een ding weten. Ik ben geen slachtoffer. Mijn ouders hebben mij opgevoed om snel te vergeven als je iets was aangedaan. Want de ander drinkt nooit de gifbeker, die drink je altijd zelf. Mensen die je iets ‘aandoen’, beseffen dat soms niet. Voor hen is er niets aan de hand, fluitend hervatten ze hun leven en zijn jou allang vergeten. Met dit uitgangspunt ben ik heel blij. Ik ben het christelijk geloof heel dankbaar. 

Uithuisplaatsing

Apartheid betekende dat wij – als kleurlingen – niet mochten wonen in andere wijken dan die waren bestemd voor ons. Mijn vader en zijn ouders woonden in een wijk die zelfs binnen 48 van kleur veranderde. Kleurlingen moesten op staande voet verhuizen omdat de wijk binnen twee dagen een blanke wijk zou zijn. Mijn vader en zijn ouders, broer en zus moesten in 1950 een auto regelen om binnen twee dagen het koophuis te verlaten en de complete huisraad te verhuizen naar een strook grond met nummer dat op een papiertje stond dat ze in de hand gedrukt kregen. Van de grond af aan bouwden ze eigenhandig een nieuw huis. Nooit meer keken ze om of gingen terug.

Wat ook normaal voor ons was dat als we naar het winkelcentrum liepen, we de stoep afgingen als er blanke tegenliggers kwamen. Zij hadden voorrang en meer rechten. De woning van onze huisarts – dr Gosh, een aardige maar overwerkte blanke man – had twee deuren: een voor blanken (links) en een voor kleurlingen en zwarten (rechts). Pas als alle blanken waren geholpen, waren wij aan de beurt. Als kind stond ik vaak buiten en was gefascineerd door de verschillen. Ik zag links een ruimte met mooie stoelen, prachtige planten, glazen deuren en het was schoon en rook zo lekker. Onze ruimte was vies met een deur vol scheuren, kapotte inventaris, omgevallen kunstplanten en het stonk.

Als meisje tijdens apartheid

Liepen mijn zus en ik in onze wijk over de brug van de snelweg naar school, dan werden we als meisjes betast door zwarte mannen die daar rondhingen. Een lange brug… en nee, het had geen nut om dat aan iemand te vertellen. Ieder (gekleurd) meisje dat ik kende, maakte dat mee. Dagelijkse routine die nooit wende maar ja, een alternatief of oplossing was er niet.

De enige manier om verder te komen was vaak met de trein. Ik wist niet beter dan dat wij alleen derde klas mochten reizen. Blanken reisden eerste klas en de tweede was voor ons te duur. Dan maar die gevaarlijke derde.

Thuis was het ook niet veiliger. Tot mijn veertiende werd ik vrijwel dagelijks geslagen door mijn vader. Ook hiervan dacht ik dat dat normaal was en dat dat overal gebeurde. (Was ik bij een vriendin op bezoek dan ging ik ervan uit dat er op dat moment geen klappen vielen). Een patroon dat wijdverbreid geaccepteerd werd in de kleurlingencultuur. Ja, ik had een liefdevolle moeder maar zij kon mij niet altijd beschermen. Ik dacht werkelijk dat iedereen dit meemaakte. Het was mijn broertje die op zijn twaalfde opstond tegen mijn vader. Toen stopte het. 

Mijn moeder was katholiek en dat viel gemakkelijk met andere zaken te combineren want zij bezocht de waarzegger en ‘de talisman’ en was altijd iets aan het branden om boze geesten te verjagen. Op mijn staatsschool begon mijn dag met gebed en het volkslied – dat ik sinds 1975 nog steeds ken. Ik vond school fijn; een lieve juf en ik kon presteren. Ik wist altijd dat God er was. Pas later ontdekte ik Hem echt. 

En ja, wat ben ik blij dat ik dit heb mogen meemaken. Wat het mij heeft geschonken is onvoorstelbaar veel veerkracht. Ik groeide op in een land waar ik niet meetelde, waar ik niet mocht stemmen omdat het gewoon zo was. Ik mocht niet naar een school met goed onderwijs of lopen door een blanke wijk om verkrachting te voorkomen. Ik leerde veel skills over lichaamstaal tot aan alles wat te maken had met overleving. 

Tegenslag?

In Nederland begon ik met ondernemen nadat ik ontslag nam bij een multinational. Geen idee wat het was om te ondernemen maar ik wist dat het beter zou zijn. Ik kan prima organiseren, managen, ondernemen en leidinggeven. En bij tegenslag pas ik mij prima aan, relativeer en doe het beter of begin opnieuw en slimmer. Het bijzondere is, ik ken nauwelijks stress. Ik heb zoals ik altijd zeg ‘mijn dienstjaren gehad’ in Zuid-Afrika en de multinational.

Dat waren mijn vormende jaren. Ik weet wel, een pragmatische en creatieve inslag, een behoorlijke dosis positiviteit en liefde voor de ander kenmerken mijn aanpak. En dat is wat ik jou wil meegeven; een uitweg is er altijd en hoe je omgaat met tegenslag, bepaalt jouw succes, zakelijk en persoonlijk. De keuze is aan jou.